.

.

.

.

vrijdag 21 augustus 2015

Dagboek deel 016 Eindelijk weer thuis

Vrijdagavond, 9-11-2007

Ik voel me een beetje raar.
Niet slecht ofzo. Gewoon raar.
Ik zit goed in m'n vel, dat is het ook niet.
Blij ben ik met m'n terugkeer naar God. Zeker!

Een diepe innerlijke rust ervaar ik op dit moment.
Rust..
Berusting..
Aanvaarding..

Aanvaarding van wat onvermijdelijk was.
Dat zal het zijn.
De vragen.
De vele vragen, niet van mij, maar van anderen.
Zoals ik vanmiddag al schreef, kreeg ik een mailtje van één van m'n nichtjes.
Ik heb daar op geantwoord, via mail en in dit blog.
Waarom ook op dit weblog, zul je denken?
Wel, die vier zinnen van dat meiske hebben me aan het denken gezet.
Natuurlijk wist ik wel dat er vragen zouden komen maar in welke vorm, in welke kontekst...
Ik had er nog totaal niet bij stilgestaan! En nu, bij het lezen van haar mailtje, moet ik opeens aan al die mensen denken. Moet ik ze allemaal stuk voor stuk gaan vertellen dat ik hernieuwd voor de Here Jezus heb gekozen? Moet ik mijn verhaal aan iedereen afzonderlijk uitleggen? Waarschijnlijk wel. En daar zit 'em nou net de kneep..
M'n nicht heeft volledig gelijk! Hoeveel mensen zijn er wel niet, die mij kennen? En allemaal kennen ze mij als iemand die misschien af en toe wel iets "spiritueels" over zich heeft, maar verder? Nee, joh! Sebo toch niet, daar hoef je niet op te rekenen! Heb je hem wel eens kwaad gezien? Nou...daar is verrekte weinig christelijks aan, hoor!
En heb je hem wel eens meegemaakt in de kroeg? Nou...als élke christen zó'n dorst had, werkten er nu 15.000 man bij de grolsch en geen 600!
Ja, 'tuurlijk joh..Sebo christen...ga je laten nakijken, jij..
Maar toch: het is echt waar. Maar hoe ga ik dat uitleggen? Moet ik nou telkens het zelfde verhaaltje afsteken, telkens wanneer ik wéér iemand tegenkom, die mij kent?
Moet ik wachten tot diegene me op de man af vraagt? Moet ik zelf het initiatief nemen? En moet ik me dan telkens opnieuw verdedigen? Moet ik telkens opnieuw mijn keuze rechtvaardigen met argumenten? Moet ik me nu opeens aangevallen voelen? Zullen mensen mij afvallen? Hoe zou ik daar gevoelsmatig op reageren? Hoe ga ik daarmee om?

Vragen, vragen, en nog eens vragen...

Zelf denk ik dat er in de afgelopen twintig jaar maar vier mensen waren die mij zó goed kenden, dat ze diep van binnen wel wisten dat ik misschien m'n geloof aan de kant gezet had, maar dat het nooit ècht weg was. Ik weet zeker dat mijn zussen Tineke en Heidi, mijn zwager Willem en Johan altijd hebben geweten dat er diep, heel diep in mij nog steeds dat kind was, dat ik werd bij mijn doop. Dat kind van Jezus. Ik weet het zeker. het doet er niet toe, hoe ik me gedroeg, hoe opstandig ik was...deze vier mensen hebben mij altijd beter gekend dan welke sterveling op deze aarde dan ook.
Toch hebben ze mij daar nooit op aangesproken; ze lieten het maar voor wat het was. Als de tijd rijp was, zou ik er vanzelf wel uitkomen.
Wel sprak ik heel af en toe met Johan over het geloof en over hoe teleurgesteld ik daarin was en dat ik niet zo gauw weer zou terugkeren. Hij wist wel beter. Hij zag het verlangen in 2001 in Spanje.
Op een braakliggend terrein, achter het oude stationnetje in het dorpje Valverde, Andalucië, stond een grote tent. Een drukte van heb ik jou daar. Wij zaten in een cafeetje er rechttegenover, boven aan de heuvel en keken neer op die tent. In dat café zaten enkele jongeren, die we daar nog niet eerder gezien hadden en één van hen sprak mij aan. Tussen zijn gebrekkige engels en mijn nagenoeg nihile spaans konden we elkaar toch verstaan en zo begreep ik dat ze van een jongeren-evangelisatie club waren. Hoewel ik enigszins vijandig en aanvallend reageerde, voelde ik toch een diep verlangen om naar die tent te gaan, die avond. We zijn er niet geweest. Gefeliciteerd! Mijn drentse koppigheid en mijn opstandigheid hadden weer eens gewonnen. Ik had de poot stijf gehouden en me gelukkig niet laten kennen.
Maar Johan had het gezien...
En zo zijn er wel vaker momenten geweest dat ik op het punt stond, maar er niet toe kon komen om door te zetten. Teveel dingen hielden mij tegen. Teveel vragen. Teveel emoties. En hoe kwam het allemaal zover?
Wat was het het, waardoor ik Jezus de rug toekeerde? Was het alleen de dood van mijn vader? Of waren er ook andere oorzaken aan te wijzen? Hoe stond ik als christen in de maatschappij, in het leven? Wat dééd ik er echt mee? Had ik voldoende aansluiting? "Hoorde" ik er wel bij? Maakte ik echt deel uit van mijn christelijke omgeving?
Hierover nadenkend moet ik helaas zeggen dat ik er wel bij was, maar er niet bij hóórde. Ik maakte geen deel uit van de kerk waar ik lid van was, waar ik notabene gedoopt was. Ik kwam er en was er lid van, maar hoorde er niet bij. Ik was binnen de hele christelijke gemeenschap die jongen, die je uitnodigt voor een feestje maar die je niet mist, als hij niet komt opdagen. Het spreekt voor zich dat dat aan mij knaagde. Maar Ik wilde het niet zien. We zijn christenen en christenen ZIJN niet zo! En dus moest het wel aan mezelf liggen. IK zag de dingen verkeerd en dat ik er niet bijhoorde was MIJN fout. En dus moest ik eerst maar aan mezelf werken en dan zou het wel goed komen. Helaas, mijn beeld van een christen was toch iets te idealistisch. Of naief.

Dit alles was uiteraard bijzonder pijnlijk. Het verscheurde me van binnen en toen op 30 december 1988 mijn vader zich van het leven beroofde, knapte er iets in mij. Het was toen dat ik de keuze bekènd maakte, die ik waarschijnlijk allang daarvoor had gemaakt: het geloof was niets voor mij. Ik voelde me er alleen rot onder en de dingen werden toch niet beter. Integendeel: ik moest constant vechten om emotioneel het hoofd boven water te houden. En ik had genoeg problemen van mezelf, dus hier zat ik echt niet op te wachten. Bovendien: wat had God nou gedaan in mijn leven? Toch helemaal niets?? Was ik een beter mens geworden? Had ik rust? Was ik eindelijk in staat om mijzelf te accepteren, zoals ik was? nee toch zeker? Nou dan!

En zo keerde ik mijn God de rug toe, niet wetende dat niet HIJ, maar IK een aantal dingen fout had gedaan. Inplaats van op God te bouwen en te vertrouwen, bouwde ik op de mènsen. Ik vertrouwde op de mensen, die in Hem geloofden. Niet beseffende dat ook zij maar mensjes waren en dus fouten maakten. Inplaats van de dingen te vragen, die ik nodig had, vroeg ik dingen die ik wenste.
En zo leefde ik bijna twintig jaar in ontkenning. Ontkenning van een God, die er altijd voor mij is geweest en er altijd voor mij en alle andere mensen zal zijn. Twintig lange jaren, waarin ik mijn best heb gedaan om er op mijn eigen manier voor mijn medemens te zijn. Nu eens lukte dat redelijk, een andere keer weer lukte dat helemaal niet. Maar ik had God toch niet nodig? Ik kon het allemaal zelf wel. En dat zou ik ook laten zien ook! En zo hobbelde ik van de ene goeie-doelen-club naar de andere vrijwilligers-bende. Maar het mocht niet baten. Vreemd genoeg kwam ook steeds vaker die oude woede weer boven. Die woede, die ik al zo vaak gevoeld had in een ver verleden. Alleen werd die nu steeds sterker en sterker. Een woede, zoals je die niemand toewenst, zo één waar je doodsbang van wordt, zodra je het bij iemand ziet. Ooit een tuinpoort doormidden geslagen? Nee? Ik kon het. Maar was het m'n eigen kracht? Of was het iets anders? Wat maakte, dat ik zo'n ongeloofelijke vernietingsdrang voelde? Wat was het dat die vreemde angstaanjagende blik in m'n ogen veroorzaakte. Die blik, die ik weliswaar zelf niet zag, maar waarvan ik wist dat ie er was.
Ja, lieve lezer, ik heb het helaas allemaal "mogen" beleven...
Van de ene afschrikwekkende belevenis in de andere. En ja, ook ik heb in die jaren diverse malen met de gedachte gespeeld om maar een eind aan mijn leven te maken. Dat zou alle dingen zo ontzettend vereenvoudigen. Geen gevoel meer, geen nood meer, geen angst meer. Niet meer die constante druk mezelf te moeten bewijzen. Nietszeggende, niets voelende rust, ja...dat zou het dan zijn.
Het is er nooit van gekomen. Altijd was er die ene stem, heel zacht, maar hij was er!
En naarmate de jaren verstreken leerde ik ermee leven (voor wat dat waard was).

Maar zoals ik vanmiddag al schreef in "email uit het noorden" :
Ik ben weer thuis.
Eindelijk! En prijs de Heer! Hij heeft me niet afgewezen!
Ik zag het huis van mijn Here Jezus. Enkele weken geleden. Ik wilde wel, maar durfde er niet naar toe te lopen. Weet je wat er gebeurde? HIJ zag mij en stak Zijn armen uit...
Welk bang en zich schuldig voelend kind rent niet bij het zien van die armen naar z'n vader??

Ja, lieve lezer, ik ben weer thuis! Mijn Heer en Heiland woont weer in mijn hart, waar hij altijd heeft gewoond. Ik wilde hem alleen niet meer binnen laten. Maar nu heb ik geen sleutel meer. Ik heb 'em aan Hem gegeven en Hij mag voortaan bepalen, wie binnen mag komen en wie niet.
Het is tenslotte ZIJN huis...

In stilte, in eerbied en in onmetelijke dankbaarheid,
aanbidt ik de Here Jezus en de Almachtige God,
die altijd was en voor altijd mijn Vader is.

Slaap lekker, lieve lezer
en Gods zegen.

Sebo Hilberts

Geen opmerkingen:

Een reactie posten