.

.

.

.

vrijdag 21 augustus 2015

Dagboek deel 002 Een stukje jeugd

Donderdag, 18-10-2007

De hele wereld slaapt.
Niks meer op tv.
Geen mens meer online.
Niemand meer om mee te praten.
En toch...
Ik vind het niet erg.
Ik heb zóveel om over na te denken, zoveel om op te schrijven.
Langzaam voel ik weer die diepe innerlijke rust over me komen.
Diezelfde rust, die ik jaren geleden voelde, als ik voor m'n typemachientje zat, om weer een aanvulling voor m'n dagboek te schrijven. En ook, aan het einde van de dag:
...een leeg vel papier ingeschoven,
...schrijflint naar links schuiven.
...eerst even een sigaretje draaien.
...nog gauw even een biertje pakken.
...Zo,...wat zal ik eens opschrijven.
..Ach...weet je wat? Ik zie wel...

Zo ook nu weer...
Ik zit een beetje voor me uit te dromen en de dingen van deze afgelopen dag te overdenken.
Wat heb ik allemaal gedaan? Hoe heb ik me erbij gevoeld? Heb ik dingen gedaan, die voor mij van enig nut waren?
Absoluut, lezer!
Ik heb voor het eerst in jaren weer een begin gemaakt met wat ik graag doe en waar ik altijd alles in kwijt kon:
schrijven!
Ik schrijf geen romans en ook geen thrillers, maar ik schrijf over iemand, die ik erg goed ken: mezelf.
Het laat me koud, hoe mensen over mij denken als ze zouden lezen hoe ik voel en denk. Ik ben nou typisch zo iemand, die zich in het dagelijks leven verbergt.
Op mijn werk en in de maatschappij in het algemeen kent men mij vaak als een jongen, die bepaald intolerant is, weinig geduld heeft en er niet voor terugdeinst om z'n geduld te verliezen in minder dan een halve seconde.
En toch....achter die facade gaat iemand schuil, die soms niet goed weet, hoe met z'n gevoelens om te gaan, of nog beter: hoe die gevoelens een plaatsje te geven in z'n leven. Maar dát ik voel, moge een feit zijn! Ik voel zelfs té vaak téveel tegelijk en die mengeling van emoties maken dan dat ik niet goed meer weet, hoe nu te handelen. Tóch ben ik geen emotioneel wrak, integendeel! Ik ben best wel blij met het feit dat ik ontroerd kan raken door een scheefgezakte baksteen in een eeuwenoud gebouw. Ik zie dingen in het alledaagse leven, waar elk ander mens aan voorbij zou gaan en daar heb ik dan bepaalde gevoelens bij: van ontroering, verrukking of blijdschap. Hoe je het maar noemen wilt. Verwaarloos deze gave niet, hoor ik mezelf op dit moment denken.
Want een gave IS het!
Hoeveel mensen zijn er, buiten jou, die nog kunnen huilen bij het zien van bijvoorbeeld een gezinshereniging tijden het televisieprogramma "spoorloos". Hoeveel mensen kunnen nog verdriet voelen bij het zien van de meest schrijnende, mensonterende omstandigheden waar honderdenduizenden mensen elke dag opnieuw mee te maken hebben?
Ik kijk allang geen journaals meer, er wordt alleen melding gemaakt van honger, dood, verderf, marteling, moord, enzovoort, enzovoort. Maar een kind, dat na 14 jaar in een rolstoel, weer heeft leren lopen, dat is niet interessant. Dat heeft geen nieuwswaarde...
Als ZOIETS verheugends geen nieuwswaarde heeft, waarom zou ik dan nog langer naar het nieuws kijken? Ik kijk op internet of teletekst naar de hoofdlijnen en als er wat (voor mij) bijzonders is, ga ik even kijken. Zo voel ik, beste lezer, m'n leventje.

Mijn jeugd was allesbehalve vreugdevol.
Als kind had ik een ernstige huidziekte, hetgeen voor mijn ouders en mijn broer en zusters een zware last was. Mijn ouders waren niet goed in staat om hier op de juiste wijze mee om te gaan, met alle gevolgen van dien. Want laten we eerlijk zijn: als het voor hún al moeilijk was, hoe was het dan wel niet voor mij? Op m'n twaalfde moest ik, vawege mijn gedrag, naar een oom en tante in Limburg, waar ik voor het eerst een tamelijk normale jeugd beleefde. Van m'n huidziekte was al heel snel niets meer over en ik had er zelfs een vriendinnetje. Ik was er gelukkig en sprak m'n oom en tante inmiddels aan met papa en mama. M'n neefje en nichtje, van rond dezelfde leeftijd, zag ik als m'n broer en zus. M'n nichtje en ik gingen naar dezelfde school, waar we elke morgen naar toe liepen. Eenmaal op school, probeerden we vaak om ons brood te ruilen met iemand anders ("mama" bakte nl. zelf brood, dat heel erg naar gist smaakte). Ja,... ik was er gelukkig.
Tot die ene dag...
Op zaterdag 7 juni 1975 kreeg ik van m'n tante te horen dat ik m'n koffertje moest inpakken.
De volgende dag zou er een verrassing voor me zijn, ik zou op reis gaan.
Die zondag, 8 juni 1975, waren m'n neefje en ik buiten aan het spelen. We hadden te horen gekregen (met klem) dat we ons vooral niet vuil mochten maken. Terwijl we zo voor de flat aan het spelen waren, zag ik op een gegeven moment een rode volkswagen variant aankomen rijden.
De auto was veel te ver weg om gezichten te kunnen herkennen, maar ik voelde me opeens misselijk. De angst, die ik toen voelde, zal ik nooit meer vergeten.
Ja, ik was bang, doodsbang...

Eenmaal terug in Coevorden, bij m'n ouders, begon als vanzelf ook die huidziekte weer de kop op te steken. Een heel jaar lang leek het te zijn verdwenen. Zo ging het ook met alle andere dingen: waren ze ruim een jaar weg geweest, nu begon alles weer van voren af aan. De omstandigheden namen dusdanige vormen aan, dat een kinderrechter besloot, dat ik op z'n minst tijdelijk uit huis geplaatst moest worden. En zo geschiedde.
Na, als 15 jarige, een half jaar in "Het Poortje" in Groningen te hebben gewoond, ging ik naar "de Rekkense Inrichtingen", vlakbij het dorpje Rekken in de Achterhoek. En het was daar, dat ik stapje voor stapje leerde, dat ik van mensen mocht houden. Het was daar dat ik, stapje voor stapje, leerde hoe je dat dan moest doen. Mijn vertrouwen in de mensen was allang verdwenen. wat zou ik, 15 jarige, nog van de "grote mensen" kunnen verwachten? Toch niets?! Wat kunnen die nou voor je doen? Ze kunnen niet eens naar je luisteren. Ze horen je aan, maar hebben hun eigen idee en daar heb je je maar naar te gedragen. En zo bleef het, tot ik naar een ander paviljoen geplaatst werd, een zogeheten "sluispaviljoen" dat luisterde naar de naam "de Kiefte".
Daar, op de Kiefte, leerde ik van mensen als Jos de Wolf, Aart Goosens, en Martin Leander dat niet alle "grote mensen" zo waren. dat er ook andere mensen waren, die wèl luisteren.
Maar bijna alles wat ik weet, heb ik geleerd van de enige echte mentor, die ik ooit heb gehad: mijn latere vriend en soul-mate (in de diepste zin van het woord), Johan Dammuller.
Van hèm heb ik geleerd dát je van mensen mag houden en hóé je dat moet doen.
Zó heb ik geleerd te vergeven, zo heb ik geleerd dat haat altijd terugkaatst op jezelf en jezelf van binnen uitholt. Het is van hèm dat ik geleerd heb, dat God nooit van je weggaat, zoals ik dat toen voelde.
En het zijn m'n broer en beide zussen, die dat in hun houding aan mij bevestigd hebben.
En dáárom, beste lezer, ben ik een gelukkig, gevoelig mens....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten